Wil je de wereld veranderen? “Stop dan met het verspillen van je talent en maak werk van je idealen”, stelt Rutger Bregman in zijn boek Morele Ambitie. Bregmans boek is in eerste instantie een pleidooi voor het ‘goede doen’ als alternatieve maatstaf voor succes. Hij biedt een moreel kompas dat niet alleen vraagt om goede intenties of systeemkritiek, maar om doelgerichte actie. En dat is hard nodig, stelt Bregman, want veel universitair geschoolde ambitieuze jongeren komen terecht in carrières die eerder bijdragen aan het in stand houden van ongelijke systemen, dan aan de verandering ervan. Deze consultants, beleidsadviseurs en advocaten verspillen hun talent en energie in banen die er eigenlijk niet toe doen. “Ambitie is slechts rauwe energie,” schrijft Bregman, cruciaal is de vraag: “wat doe je ermee?”
In zijn boek benoemt Bregman een aantal moreel succesvolle figuren die zichzelf inzetten voor een groter doel. Denk aan Martin Luther King, Rosa Parks, jurist Ralph Nader en de oprichter van de goede-doelenschool Joey Savoie. Wees zoals hen, laat je ‘besmetten’ door de mindset van Morele Ambitie: vorm coalities, begin ondernemingen en investeer je talenten in het oplossen van de malaria-epidemie in Oeganda of het afschaffen van de bio-industrie.
De timing van Bregmans pleidooi is niet onverwachts, zeker niet in een tijd waarin het politieke debat wordt gekenmerkt door klimaatontkenning en het demoniseren en uitsluiten van ‘de ander’. Het vraagt om een hoopvol verhaal dat ons aanzet om niet alleen voor onszelf te kiezen.
Wie bepaalt wat goed is?
Tegelijkertijd roept Bregmans benadering ook vragen op. Zeker voor wie zich begeeft in instellingen, zoals de universiteit, waar versnelling, prestatiedruk en meetbaarheid zwaarder wegen dan collectieve zorg en samenwerking. Hoe realistisch is het om het morele kompas bij het individu te leggen? Wie bepaalt eigenlijk wat ‘goed doen’ is, en voor wie?
Morele Ambitie streeft in Bregman’s boek vooral een soort heldendom na en schept een beeld van een getalenteerde intellectueel die in zijn plotse morele ontwaken de wereld probeert te redden. Het is opvallend dat Bregman pas aan het einde van zijn boek terugkomt op een gevoel dat tijdens het lezen van zijn boek blijft wringen: is het niet juist die immense verantwoordelijkheid, dat morele gewicht, dat jonge generaties verlamt? Moeten we de lat nog hoger leggen? Nog meer bedrijven en NGO’s oprichten, fondsen werven en durfkapitaal investeren?
Morele Ambitie - net als brede welvaart - klinkt mooi, maar zegt weinig zonder keuzes over wie erbij hoort. En, wie goed wil doen, kan ook om zich heen kijken. Moraliteit leeft al, bijvoorbeeld in collectieven en bewegingen. We staan er niet alleen voor.